Collega Jarl van der Ploeg schreef onlangs een mooie reportage over de Vucjak Shelter, een hondenasiel diep in het binnenland van Servië. Er leefden negenhonderd zwerfhonden. ‘Overal stinkt het naar natte hond’, merkte de journalist op.

Zijn verslag deed me denken aan mijn bezoek vorig jaar aan een fokker van Mexicaanse xoloitzcuintles, haarloze rashonden die ruim vijf eeuwen geleden al werden gekoesterd door de Maya’s als trouwe metgezellen. U kent het ras wellicht uit de Disney-film Coco, daarin figureert de kale Dante. De xolo werd gevonden in Mayagraven, men geloofde dat het dier de ziel van de overledene naar het dodenrijk bracht.

Xolo’s – kaal, tenger, met wat sprieterig haar op de kop en vaak de tong zijwaarts hangend uit de bek – zijn zo lelijk dat ze mooi zijn. Elk nestje bestaat uit behaarde en haarloze puppy’s, de kale dieren lijden feitelijk aan een beperking in hun ontwikkeling, vandaar ook dat gebrek aan controle over de tong. Desondanks een godendier: de hond – itzcuintli – werd geschapen door de god Xolotl.

Deze xolo’s, een stuk of 25 als ik het me goed herinner, leefden in een achtertuin in een nette buitenwijk van Mexico-Stad. Vrij naar mijn collega: het stonk er naar kale hond. Ik vroeg de fokker, een gastvrije doch nukkige zeventiger, of de xolo iets zegt over Mexico, of hij een symbool is van nationale trots. Niet bepaald, zei hij verbolgen, de meeste van zijn landgenoten toonden maar weinig affectie voor het kale dier. Hij deed betere zaken met buitenlanders die de xolo wel op waarde konden schatten.

Mijn bezoek had moeten uitmonden in een vrolijk artikel dat de ziel van Mexico zou duiden aan de hand van zijn honden. Het kwam er niet van, serieuzere actualiteiten zaten in de weg. Maar de verwondering ben ik niet verloren. Zelden ontmoette ik een volk dat zo gek is op de hond als de Mexicanen.

In Mexico-Stad lijkt elk gezin over minstens één hond te beschikken. Alle rassen komen samen in het park, van chihuahua tot Deense dog, plus een oneindige hoeveelheid vuilnisbakjes. Als de temperatuur in het najaar onder de 20 graden zakt, wordt ook de hond goed aangekleed.

Collega Jarl wees de Nederlandse lezer erop dat de adoptiecultuur een pervers systeem in stand houdt. Zo is het volgens mij ook in Mexico. Het land, schat de dierenartsenvereniging, telt zo’n 28 miljoen honden (op 128 miljoen Mexicanen), 70 procent is zwerfhond. Adopteren (‘redden’) is haast een heilige plicht. Het gevolg is dat baasjes die hun dieren zat zijn ze simpelweg achterlaten in het park. Er ontfermt zich toch wel iemand over.

De Mexicaanse hondenliefde greep ook mij. Een al langer sluimerend verlangen was niet meer te bedwingen, alle uitstekende redenen om er niet aan te beginnen ten spijt. Al koos ik niet voor de adoptiegrabbelton, niet zozeer vanwege principiële bezwaren, maar om praktische redenen. Ik kocht een beestje waarvan ik zeker wist dat het niet tot boven mijn knie zou groeien.

Paco bleek onvermoede voordelen te hebben: hij opent deuren, geeft toegang tot het immer opgewekte genootschap van baasjes en is altijd voer voor gesprek. Als ze me vragen of ik hem heb geadopteerd, mompel ik iets onverstaanbaars – ik wil de nieuwe contacten niet breken in de knop – en laat er meteen een compliment op volgen over de hond van de ander, met of zonder haar.

Bron: Geen volk dat zo veel van honden houdt als Mexicanen | De Volkskrant

Delen